PLASMA MYTHOLOGIE –

 

hoe de goden de wereld verwoestten

 

(Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Bres; op de bres voor een bezield bestaan,

224, Februari / Maart 2004, Amsterdam, 34-48. De illustraties zijn hier weggelaten.)

 

drs. Marinus Anthony van der Sluijs (visit also my homepage)

 

November 2003, laatste versie 29 Februari 2004

 

 

INLEIDING

 

Voor het blote oog gebeurt er maar weinig in het nachtelijk hemelruim. Met uitzondering van een sporadische komeet of een bijzonder heldere verschijning van Mars is er weinig avontuurlijks te vinden en het is op zijn zachtst gezegd verbazingwekkend dat de culturen van de Oudheid zo'n overweldigende belangstelling voor de hemel hadden – en niet alleen belangstelling, maar een diepgewortelde angst. Dit roept een vraag op: zag de lucht er vijfduizend jaar geleden wel hetzelfde uit als nu? De vraag lijkt misschien vergezocht, maar de moderne kosmologie beschikt over sterke aanwijzingen dat er tot diep in de Romeinse tijd heel wat meer in de hemel omging dan vandaag. Kometen en meteorietinslagen kwamen veel vaker voor en allerlei soorten atmosferische verstoringen vonden plaats op grote schaal. Diverse keren leidde een komeetinslag tot wereldwijde overstromingen en branden.

 

Met gebruikmaking van gloednieuwe inzichten in de kosmologie kunnen we ons in groot detail een beeld vormen van wat er precies in het luchtruim gebeurde tijdens zo'n atmosferische verstoring. Het merkwaardige schouwspel dat mensen wereldwijd in het late Paleolithicum gezien moeten hebben blijkt stap voor stap overeen te stemmen met hoofdmotieven in de wereldmythologie alsook in de traditionele kunst. De ouden waren niet op hun achterhoofd gevallen. Integendeel: de eeuwenoude tradities blijken een betrouwbare gids te zijn in onze speurtocht naar het verleden. En plasma speelt een hoofdrol in de ontcijfering.

 

HET PLASMA UNIVERSUM

 

Tijdens de natuurkundelessen op school leert ieder kind over de drie natuurlijke toestanden waarin een stof kan voorkomen: vaste stof, vloeistof, en gas. Als je een vaste stof genoeg verwarmt wordt het vloeibaar. Ga je nog verder door met verwarmen dan gaat de vloeistof over in een gas. Dit zijn de zogenaamde aggregatietoestanden. Het standaardvoorbeeld is water: in de koudste vorm is het ijs, onder hogere temperaturen wordt het vloeibaar water, en bij verdere verbranding wordt het waterdamp. Wat weinig mensen weten is dat er nog een vierde toestand is: plasma. Ga je nog verder met verwarmen dan zal een gas overgaan in een toestand die 'geïoniseerd gas' of 'plasma' genoemd wordt. De extreem hoge temperaturen breken de afzonderlijke deeltjes waaruit het gas bestaat in stukken. De atomen beginnen electronen te verliezen en omdat electronen nu vrij door het gas beginnen te bewegen krijgt het gas, meestal positief geladen, electromagnetische eigenschappen.

 

Plasma heeft een aantal heel bijzondere eigenschappen. De plasmadeeltjes bewegen niet vrij door de lucht maar concentreren zich rond de lijnen van het magnetisch veld waar ze doorheen gaan. Als er ook nog eens een sterke stroom door de plasmawolk loopt worden de plasmadeeltjes zichtbaar – het plasma gloeit – en de structuur van het magnetisch veld wordt op die manier zichtbaar voor het menselijk oog. Magnetische velden kunnen snel van vorm veranderen. Wanneer twee velden met elkaar in botsing komen treedt er een kortdurende instabiliteit op tot er een nieuw samengesteld veld gevormd is. In een plasma leidt dit tot bijzonder spectaculaire waarnemingen, waarbij de meest artistieke vormen en kleuren in elkaar overgaan in een oogwenk – een onnavolgbaar caleidoscopisch effect van ongekende complexiteit is het gevolg. Door deze extreme beweeglijkheid en veelvormigheid heeft plasma veel weg van levende materie. In andere woorden: het is alsof het plasma een eigen leven leidt en op de een of andere manier 'bezield' is. Maar waar precies komt plasma voor en waarom is het zo onbekend?

 

Plasma is practisch overal. Wetenschappers zijn het er nu over eens dat niet minder dan 99.9 % van de ruimte uit plasma bestaat: de zon en alle andere sterren, de magnetische velden rondom de planeten en de meeste gebieden tussen de planeten en sterren onderling bestaan allemaal uit plasma. Op aarde is plasma een uiterst zeldzaam verschijnsel en dat verklaart waarom het zo weinig bekend is en pas zo laat door wetenschappers in kaart gebracht is. Verreweg de meeste aardse verschijnselen zijn vast, vloeibaar of gasvormig. Uitzonderingen zijn vlammen van vuur, de bliksem en het zogenaamde noorderlicht. Deze bestaan uit plasma.

 

Het noorderlicht oftewel de aurora heeft de duidelijkste verbindingen met het magnetisch veld van de aarde. Het magnetisch veld van de aarde heeft twee polen, bekend als de magnetische noordpool en zuidpool. Door deze polen kunnen geladen deeltjes uit de ruimte – om precies te zijn, uit de zonnewind - de lagere regionen van de atmosfeer instromen. Iedere meteoroloog kan je vertellen dat storingen in het magnetische veld van de aarde – op hun beurt veroorzaakt door de zonnewind - invloed hebben op het weer. De binnenstromende deeltjes vormen een uiterst gevoelig plasma. In de meer extreme gevallen en met name tijdens electrische ontladingen licht het plasma op en worden de grillige vervormingen van het magnetisch veld zichtbaar voor het menselijk oog. Het resultaat is het noorderlicht.

 

EEN EXTREEM NOORDERLICHT

 

Om het noorderlicht te zien moet je vandaag de dag naar het uiterste noorden van Alaska, Canada of Scandinavië reizen en dan nog moet je geluk hebben om er één te zien. Maar het noorderlicht is niet altijd zo'n sporadisch verschijnsel geweest. Kersverse inzichten in de plasmafysica hebben geleid tot revolutionaire ontdekkingen. Uitgebreid laboratoriumonderzoek heeft geleerden in staat gesteld meer en meer grip te krijgen op de gecompliceerde morfologie van plasma: hoe gedraagt het zich onder welke condities?

 

De nieuwe inzichten zijn voelbaar op verschillende terreinen. Op technologisch vlak zijn de bekendste vruchten de neonbuis en het plasmascherm. Maar plasma-onderzoek heeft meer dan alleen technologische gevolgen. Mijn nauwe samenwerking met de toonaangevende Amerikaanse plasmafysicus dr. Anthony Peratt leidde tot de adembenemende ontdekking dat twintigste-eeuwse onderzoekers niet de eersten waren die kennismaakten met het complexe gedrag van plasma. Hoewel plasmafysici totaal nieuwe en onherkenbare dingen zagen gebeuren in hun reageerbuizen alsook in de verste diepten in het heelal is plasma ooit een welbekende verschijning geweest hier op aarde. Een paar duizend jaar geleden, aan het begin van de beschaving, beheerste plasma het hele luchtruim. Het noorderlicht was toen niet beperkt tot het poolgebied, maar was zichtbaar tot bij de evenaar en was vele malen sterker en groter dan heden.

 

Terwijl de aarde in electromagnetisch opzicht door een uitermate onstabiele periode in haar bestaan ging was de hele mensheid getuige van de ontwikkeling van een plasmakolom onder sterke electrische stroom. Het formaat van deze plasmakolom overtrof dat van de moderne laboratoriumplasma's vele malen: een gigantische lichtkolom reikte van de aardse pool tot diep in de hemel, zo ver dat het bovenste uiteinde van de kolom niet gezien kon worden. Het ontstaan, het bestaan en het uiteenvallen van de kolom werden gezien door ogen in de hele wereld en vastgelegd in het collectief geheugen van de mensheid. De duizenden ooggetuigenverslagen van deze kolom en de crisistijd die ermee gepaard ging zijn vandaag bekend als de eeuwenoude mythologie van de wereldas.

 

DE WERELDAS

 

De wereldas oftewel de axis mundi is een bekend begrip in de vergelijkende mythologie. De wereldas is gedefinieerd als de denkbeeldige lijn tussen de aardse polen, de aardas, en de noord- en zuidpool in de hemel, die uitloopt tot vlakbij de Poolster. Deze lijn is belangrijk omdat ze vanuit een aards perspectief het midden van de wereld vormt. Voor een waarnemer op aarde lijkt het alsof de sterren ronddraaien en de as waarom ze draaien is de poolas. Het gebied rondom de Poolster is het enige plekje in de sterrenhemel dat níet ronddraait en alle andere sterren cirkelen eromheen. Het is het sublieme rustpunt en een anker voor de schepping. Dit 'kosmisch centrum' was van onschatbare betekenis in de antieke wereldopvatting. Het ene na het andere scheppingsverhaal beweert dat het centrum in de pool de plaats is van waaruit de wereld geschapen is, dat de scheppende god hier vandaan kwam en dat dit de plaats was waar de goden met draken vochten, de liefde bedreven en communiceerden met de mens. Het polaire centrum vormt letterlijk het hart van de mythologie.

 

Als dit alles was zouden we de theorie makkelijk van tafel kunnen schuiven als een overdreven speculatie gebaseerd op de ideologie van de 'onbewogen beweger'. Maar er is veel meer. Talloze tradities afkomstig van alle continenten beweren unaniem dat de wereldas ooit een gigantische lichtkolom was, die de aarde met de hemel verbond. Duizenden mythen beschrijven de wereldas als een levensgrote vurige of gouden boom, geworteld in de diepste onderwereld onder de aarde en met de kruin in het zenith, waar de Poolster is. Of de wereldas is een gouden berg in de navel van de wereld, waarvan de top tot de hoogste hemelen reikt. Of de wereldas is het lichaam van een reusachtige god, de wereldreus Atlas, die zijn voeten op de aarde heeft en het hemelgewelf op zijn schouders heeft rusten. Een eindeloze serie metaforen – levensboom, wereldberg, kosmische reus, en vele andere – beschrijft één en hetzelfde wonderbaarlijke ding: de as in het midden van de wereld.

 

De wereldas bleef lange tijd onopgemerkt door moderne onderzoekers en mythologen die zich op één bepaald cultuurgebied concentreren zien door de bomen dikwijls nog steeds het bos niet. Classici en Hebraïsten bijvoorbeeld hebben vaak niet in de gaten dat de bergen Olympus, Parnassus, Sinai en Sion in symbolische zin allemaal identiek zijn: ze staan allemaal voor de ene wereldberg. In vergelijkend-mythologische kring is de wereldas niettemin een bekende verschijning geworden. Pioniers waren de negentiende-eeuwse William Warren met Paradise Found en John O'Neill met zijn tweedelig boek The Night of the Gods. Beiden waren zich bewust dat vele heilige bomen, bergen en pilaren in de godsdiensten van de wereld afschaduwingen waren van de wereldas. In de vroege twintigste eeuw werden zij gevolgd door Uno Holmberg, Der Baum des Lebens, en Butterworth, The tree at the navel of the earth, die zich vooral concentreerden op Aziatisch materiaal. De studie van de wereldas werd pas echt leven ingeblazen door het fascinerende werk van de Roemeense geleerde Mircea Eliade, alsook in Hamlet's Mill, geschreven door het paar Giorgio de Santillana en Hertha von Dechend. Deze en vele andere auteurs na hen werden zich bewust dat de wereldas centraal staat in de wereldopvatting van menige oude cultuur. En toch ontbrak er een belangrijk element in deze studies. Hoe grondig en diepgaand sommige van deze studies ook waren, de meest fundamentele eigenschap van de wereldas werd over het hoofd gezien.

 

DE ANDERE WERELD

 

Tegen het einde van de twintigste eeuw stond de studie van de mythologie nog volkomen in de kinderschoenen. Over vrijwel niets was nog consensus bereikt en toch blonken twee ontwikkelingen uit te midden van de eindeloze massa theorieën. De eerste stroming van onschatbaar belang benadrukte het belang van de wereldas, zoals ik hierboven heb laten zien. De tweede belangrijke stroming was het catastrofisme in de mythologie. Een toenemende groep onderzoekers van allerlei snit – ethnologen, taalkundigen, literatuurkundigen, godsdienstwetenschappers, astronomen, noem het maar op – ontdekte als bij donderslag dat de oude mythen over dingen gaan die nu niet meer gebeuren. De mythen beschrijven een andere wereld dan de onze. Wat voor zin heeft het de oorsprong van de mythen in de symboliek van de zon, de maan, of de vruchtbaarheid te zoeken of in de structuur van de geest, wanneer ze het zo stelselmatig hebben over een tijd dat er nog geen zon en maan waren, dat alles duisternis was, of dat de wereld verwoest werd door een zondvloed of wereldbrand? De godengevechten, de wonderbaarlijke heldengeboorten, de magische dranken, de voorouders die tussen hemel en aarde reizen – deze en talrijke andere wereldwijde thema's beschrijven een tijd waarin onze directe omgeving – hemel en aarde – andere dingen te zien gaven dan vandaag de dag. Het aloude refrein van de Gouden Eeuw, het paradijs en de tijd van de goden verwijst naar een turbulente periode in de geschiedenis van de aarde, persoonlijk meegemaakt door Late Steentijd-mensen, die de wereld ingrijpend veranderde. Het ongewone, catastrofale element in deze gebeurtenissen verklaart niet alleen waarom de mythen zo'n indruk maakten op de oude culturen en zo belangrijk waren, maar ook waarom het voor de moderne mens zo moeilijk was en is om ze te doorgronden.

 

De bekendste namen in het moderne mythologische catastrofisme zijn Ignatius Donnelly, Hans Bellamy, Immanuel Velikovsky, Alexander en Edith Tollmann, Victor Clube, Bill Napier, en Mark Bailey. Bellamy en Velikovsky hebben een probleem omdat ze kosmologische scenario's voorstellen die nu achterhaald zijn; Bellamy werkte met een oude theorie dat de aarde manen kon vangen, terwijl Velikovsky het westen shockeerde met het idee dat de planeten Mars en Venus hun huidige banen nog niet hadden bereikt in het tweede millennium voor Christus en bijna met de aarde botsten. Het puur academische onderzoek van kometologen Clube, Napier, Bailey en ook Duncan Steel, geanticipeerd door Donnelly, legt veel meer gewicht in de schaal. Volgens deze onderzoekers zijn de diverse catastrofen die de wereld getroffen hebben in de laatste tienduizend jaar overwegend het gevolg van een reuzenkomeet die het binnenste zonnestelsel is binnengedrongen en sindsdien uit elkaar is gevallen. De losgebroken stukken komen periodiek in aanraking met de baan van de aarde en verstoren het klimaat, soms leidend tot inslagen van brokstukken. De genoemde schrijvers hebben in diverse boeken betoogd dat verschillende mythologische thema's uitstekend verklaard kunnen worden als beschrijvingen van zulke gebeurtenissen. Voorbeelden zijn de verschijning van de draak, die als twee druppels water op een klassieke komeet lijkt, en het aan stukken snijden van een wereldreus zoals Ymir, Pan G'u or Purusha, dat op de fragmentatie van een komeet berust.

 

Mijn onderzoek leidt tot de conclusie dat beide kampen – de aardas-theorie en het catastrofisme – cruciale gegevens hebben verzameld, maar het hart van de zaak hebben gemist. De Heilige Graal van de mythologie is de fusie van deze ideeën. In practische termen betekent dit dat de wereldas opgevat moet worden in catastrofistische zin: het is een fenomeen dat nu niet meer bestaat, maar ooit, onder catastrofale omstandigheden, zichtbaar geweest is. Dit verklaart een flink aantal problemen.

 

Om te beginnen vergaarden de catastrofisten behoorlijk wat materiaal dat uitstekend verklaard kon worden met komeetinslagen en –verschijningen, maar dit materiaal raakte de kern van de mythologie niet of nauwelijks. De samenhang ontbrak en het bleef beperkt tot incidentele mythen. De wereldas-theoretici waren duidelijk bezig de geheimen van het hart van de mythologie te ontrafelen, de eigenlijke scheppingsmythologie en de plaats waar de goden geboren werden, leven en stierven, maar zagen volledig over het hoofd dat de wereldas zoals beschreven in de mythen bijna niets gemeen heeft met de wereldas van vandaag. Vandaag de dag is de relevantie van de wereldas nauwelijks voor te stellen; de wereldas is niets meer dan een imaginaire verbinding die het optische centrum van de sterrenwereld symboliseert. Maar practisch geen enkel aspect van de mythologische wereldas is hierin herkenbaar. De mythen beschrijven de wereldas in ongekend detail als een object dat verschillende fasen doormaakte, fasen die stuk voor stuk gereconstrueerd kunnen worden met behulp van gegevens uit vele verschillende culturen. Tot op heden is vrijwel geen enkele van deze fasen in de literatuur systematisch herkend als een eigenschap van de wereldas en mijn onderzoek kan met recht beschreven worden als de eerste diepgaande en volledige analyse van de wereldas in wat je een anatomische en morfologische studie zou kunnen noemen. Het volgende is een greep uit de eigenschappen en fasen in de levensloop van de wereldas die tot nu toe aan het licht zijn gekomen:

 

•        De wereldas begon ooit als een punt en rees vervolgens op naar het zenith.

•        Door deze groei scheidde de wereldas de hemel en de aarde, die ooit plat op elkaar lagen.

•        De wereldas stond in het optische centrum van hemel en aarde.

•        De wereldas was het eerste ding dat bestond in de duisternis.

•        De mythische god, held of voorouder reisde heen en weer langs de wereldas.

•        De wereldas scheen met een rode, gouden of witte gloed.

•        De wereldas bestond uit water, wind of vuur.

•        De wereldas bestond uit zeven tot negen horizontale segmenten.

•        De wereldas draaide rond.

•        De wereldas was gespleten aan het bovenste uiteinde.

•        Een of twee spiralen wonden zich om de wereldas heen met zeven tot negen windingen.

•        Zeven tot negen concentrische cirkels vormden zich rond de wereldas.

•        De wereldas was hol van binnen.

•        De wereldas was de bron van leven, energie, en voedsel en bevatte de mythische voorouder.

•        Bovenop de wereldas zat de godheid of een bolvormig voorwerp.

•        Een aantal tentakels, meestal vier, zeven of negen, was straalsgewijs aan de wereldas bevestigd en verspreidde zich van daaruit over de ruimte.

•        De wereldas had de vorm van een zandloper.

•        Na verloop van tijd knakte de wereldas in het centrum en viel uit elkaar in stukken die door de ruimte geschoten werden.

 

Elk van deze eigenschappen kan worden aangetoond met behulp van een groot aantal voorbeelden uit mythologie, rituelen en traditionele kunst van de hele wereld. Echter geen van deze fasen voldoet aan de hedendaagse vorm van de wereldas, die puur imaginatief is. De enige uitweg is dat de wereldas ooit zichtbaar was. Als de mythen echt ooggetuigenverslagen zijn dan beschrijven ze een tijd waarin de wereldas een duidelijk definieerbaar begrip was: het was een lichtkolom gestationeerd op de magnetische pool die in de loop van zijn bestaan een gecompliceerde morfologie ontwikkelde en uiteindelijk in stukken viel. Deze hypothese verbindt de noties van catastrofisme en wereldas, brengt structuur en ruggegraat in de catastrofistische theorie van de mythologie en verklaart waarom de mythische wereldas zo weinig gemeen heeft met de huidige wereldas. En de hypothese heeft nog een ander voordeel: als de wereldas werkelijk bestaan heeft moet het mogelijk zijn uit te vinden wat voor ding het was in natuurkundige zin. De hypothese is testbaar en dit is een onontbeerlijk gegeven wil ze ooit serieus genomen worden als een wetenschappelijk experiment. De allesbepalende vraag is dus: wat in 's hemelsnaam is de wereldas?

 

DE KOSMISCHE PLASMAKOLOM

 

In het verleden is verschillende malen geprobeerd de vormen en gedragingen van de goden te interpreteren in atmosferische termen. Maar zonsverduisteringen, meteoren, regenbogen, halo's, onweersstormen en het gewone noorderlicht voldoen geen van alle aan de eisen die een echt, systematisch model zou stellen. De noorderlicht-hypothese biedt veel perspectief, maar alleen als het gaat om een extreem noorderlicht dat plaatsvindt op grote schaal en voor lange tijd. De beweeglijkheid en veelkleurigheid van het plasma waaruit het noorderlicht bestaat bieden mogelijkheden voor een interpretatie van wie de goden zijn en wat hun wereld is, maar nog steeds is een concreter model gewenst. Dit concrete model is nu voor het eerst mogelijk geworden met de toenemende ontrafeling van de geheimen van plasma.

 

Onder laboratoriumcondities wordt plasma meestal gevormd in een cylinder. Een electrische stroom wordt opgeroepen tussen de bovenkant en de onderkant van de kolom, die als cathode en anode fungeren. Naarmate de stroom sterker wordt wordt de kolom onstabieler: ze begint te draaien en kronkelen, raakt gefragmenteerd aan de uiteinden, en ontwikkelt tentakelachtige uitsteeksels die alle richtingen opgaan. Op de lange duur valt de kolom uit elkaar. De 'onstabiliteiten' van de kolom volgen een bepaalde wetmatigheid, die uitermate gecompliceerd is, maar inmiddels stukje bij beetje begrepen wordt door specialisten. De geheimen van de plasmakolom blijken nu de sleutel te zijn tot een vergeten hoofdstuk uit de geschiedenis van de mens. Dit is het hoofdstuk van de wereldas.

 

Wat beschreven is in de mythen en tradities is de verschijning van een reusachtige plasmakolom in de aardse atmosfeer. Aardbevingen, overstromingen, duisternis en wereldbranden zijn al vaker voorgedragen als rampen die plaatsgevonden kunnen hebben tijdens turbulente perioden in de geschiedenis van de aarde, niet in het minst tijdens het bestaan van de mens op aarde. Klimatologen, geologen en archaeologen hebben ontdekt dat een aantal buitengewone catastrofen vooral rond 3000 en 2300 voor Christus plaatsvond, catastrofen die belangrijke gevolgen hadden voor weer en klimaat en hele beschavingen tot een eind brachten. Van cruciaal belang hier is dat er ook een extreme verstoring van het magnetisch veld van de aarde plaatsvond tijdens deze rampen, als gevolg van een botsing met een ander magnetisch veld. Het gevolg was een sterke influx van geladen deeltjes in de polaire centra van het magnetisch veld. Een krachtige electrische ontlading vond plaats tussen de aarde en de bron van het interfererende externe veld, die leidde tot de oplichting van het plasma. Een extreem noorderlicht was het gevolg. De tunnel waarlangs de geladen deeltjes het veld van de aarde binnenkwamen werd zichtbaar als een gigantische lichtkolom rondom de aardse pool. Dit was de mythische wereldas.

 

De wonderlijke attributen van deze wereldas zoals hierboven beschreven corresponderen één voor één met bekende aspecten en fasen in de ontwikkeling van een plasmakolom, zoals uit laboratorium-onderzoek blijkt. De tunnel leek rond te draaien als gevolg van de wenteling van de aarde rond haar as, ontwikkelde tentakelachtige uiteinden, spleet aan de uiteinden, spiraalde en kronkelde, en viel uiteindelijk uit elkaar in stukken die kriskras door de ruimte stoven. Uiteindelijk herstelde het magnetisch veld van de aarde zich. Langer zou het duren eer de klimaten en de biologische populaties tot rust kwamen. En ook duurde het nog ettelijke eeuwen, zo niet millennia, eer de kleinere en grotere brokstukken die los door het zonnestelsel zwierven waren uitgedund en het zonnestelsel zijn hedendaagse rust verwierf. De plasmakolom en de plasmaklonten die ooit het hemelruim overheerst hadden leefden voort in de herinnering als machtige goden, geesten en voorouders die de wereld gemaakt hadden zoals ze nu is, verbinding onderhielden tussen hemel en aarde, voortdurend van vorm veranderden, strijd leverden met elkaar en zo onvoorspelbaar waren dat ze met rituelen en offers tevreden gehouden moesten worden. De goden waren niet meer op aarde, maar ze bleven des te krachtiger voortleven in de herinnering.

 

BIBLIOGRAFIE

 

PLASMA

 

Baumjohann, W. & R. A. Treumann, Basic space; plasma physics, Londen, 1999 (1996)

Cravens, Th. E., Physics of solar system plasmas, Cambridge, 1997

Driscoll, R. B., ‘Magnetic models of the polar configuration’, Aeon, IV. 2, 1995

Frank-Kamenetskii, D. A., Plasma; the fourth state of matter, New York, 1972

Jueneman, F. B., ‘The polar column: a physical model of myth’, Aeon, I: 4, 1988

Peratt, A., 'What is a plasma?', http://public.lanl.gov/alp/plasma/universe.html

Peratt, A. L., Physics of the plasma universe, Springer-Verlag, New York, 1992

Peratt, A. L., 'Evidence for an intense aurora recorded in antiquity', IEEE conference record-abstracts; the 30th international conference on plasma science, 2003: 143

Peratt, A. L., 'Characteristics for the occurrence of a high-current, z-pinch aurora as recorded in antiquity', IEEE Trans. Plasma Sci., 31. 6, December 2003

Raspil, Ch., 'Archetypes showing the presence of anomalous electromagnetic activity', Chronology & Catastrophism Review, 2000: 1, 53-59

Scott, D., 'Electrical plasma', http://www.electric-cosmos.org/electricplasma.htm

Tajima, T. & K. Shibata, Plasma astrophysics, Massachusetts, 1997

White, R. B., The theory of toroidally confined plasmas, Londen, 2001 (1989)

Wilhelmsson, H., Fusion; a voyage through the plasma universe, Londen, 2000

 

WERELDAS

 

Butterworth, E. A. S., The tree at the navel of the earth, Berlijn, 1970

De Santillana, G. & H. von Dechend, Hamlet's mill; an essay investigating the origins of human knowledge and its transmission through myth, D. R. Godine, Jaffrey, 19995 (1969)

Eliade, M., Patterns in comparative religion, 1958

Guénon, R., Symboles fondamentaux de la Science sacrée, Gallimard, 1962

Godwin, J., Arktos; the polar myth in science, symbolism, and Nazi survival, Thames and Hudson, Londen, 1993

Holmberg, U., Der Baum des Lebens, jaar?

Michell, J., At the centre of the world; polar symbolism discovered in Celtic, Norse and other ritualized landschapes, Londen, 1994

O'Neill, J., The night of the gods, I-II, 1893, 1897

Thompson, R. L., Mysteries of the sacred universe; the cosmology of the Bhāgavata Purāa, Alachua, 2000

Warren, W. F., Paradise found; the cradle of the human race at the North Pole; a study of the prehistoric world, Londen, 1885

 

CATASTROFISME

 

Bailey, M. E., 'Recent results in cometary astronomy: implications for the ancient sky', Vistas in astronomy, 39. 4, 1995, 647-671

Baillie, M., Exodus to Arthur; catastrophic encounters with comets, Londen, 2000

Bellamy, H. S., Moons, myths and man, Londen, 1936

Clube, V. M. & B. Napier, The cosmic serpent; a catastrophist view of Earth History, Londen, 1982

Clube, V., & B. Napier, The cosmic winter, Basil Blackwell, Oxford, 1990

Donnelly, I., Ragnarok, 1882

Fauth, Ph. (ed.), Hörbigers Glazial-Kosmogonie; eine neue Entwicklungsgeschichte des Weltalls und des Sonnensystems auf Grund der Erkenntnis des Widerstreites eines kosmischen Neptunismus mit einem ebenso universellen Plutonismus, Leipzig, 1913

Peiser, B. J., T. Palmer & M. E. Bailey (eds.), Natural catastrophes during Bronze Age civilisations; archaeological, geological, astronomical and cultural perspectives, in 'BAR International Series', 728, Oxford, 1998

Sagan, C. & A. Druyan, Comet, Londen, 1997

Tollmann, A. & E. Tollmann, Und die Sintflut gab es doch

Velikovsky, I., Worlds in collision, New York, 1950